Wij gebruiken cookies op deze site om uw gebruikerservaring te verbeteren.

Bijdragen innen

De rekeningen bijhouden

De rekeningen bijhouden, betekent onder andere:

  • de bedragen boeken die de werkgevers betaald hebben,
  • elke werkdag zorgen voor de toerekening van de betalingen die we de dag voordien ontvingen.

De volgende grafiek toont hoe de toerekeningen in de afgelopen zes jaar evolueerden. Opgelet: bij deze cijfers werd er geen rekening gehouden met de bedragen die betrekking hebben op de inhoudingsplicht (artikel 30bis).

De forse stijging van het aantal in 2021 ontvangen betalingen houdt verband met een inhaalbeweging van betalingen van 2020 die uitgesteld zijn tot 2021 (cf. uitstel van betalingen in het kader van de coronapandemie).

In 2020 was er sprake van een daling van de inkomsten. Deze was te wijten aan het uitstel van de betalingen en aan de ontregeling van de economische activiteiten door de coronapandemie.

De sterke stijging van de inkomsten in 2021 wijst erop dat de in 2020 uitgebleven betalingen ingehaald werden.

Vrijstelling van sancties

Alle betaalde bedragen worden gecontroleerd. De RSZ kan ook een (volledige of gedeeltelijke) kwijtschelding van de bijdrageopslagen en verwijlintresten toekennen als de werkgever een gegronde reden heeft en opnieuw in orde is met zijn bijdragen.

De volgende grafiek toont het aantal vrijstellingen van sancties die we in de afgelopen jaren hebben toegekend.

Het aantal vrijstellingen is in 2020 sterk gedaald. Tijdens de coronacrisis heeft de regering verschillende maatregelen getroffen opdat sancties niet toegepast zouden worden.

In 2021 zagen we een stijging, te verklaren door de regularisatie van dossiers en/of de hervatting van de invordering ervan.

Betalingsmoeilijkheden beheren

Naleving van de wettelijke vervaltermijnen

Wettelijk gezien moeten werkgevers de bijdragen voor een bepaald kwartaal een maand na het einde van dat kwartaal betalen.

De volgende grafiek toont het percentage van bijdragen dat op de wettelijke vervaldatum was betaald.

We hebben sinds begin 2014 een aantal aspecten van de inning (in de minnelijke fase) aangepast: we doen oproepen voor de betaling van voorschotten, we benaderen werkgevers in moeilijkheden proactief, onze documenten zijn duidelijker gemaakt... Deze inspanningen hebben we de voorbije jaren voortgezet.

Het rendement van de inning op de bijdragen op de wettelijke vervaldag kwam in 2020 onder druk te staan door het uitstel van betalingen dat door de coronapandemie toegekend werd.

Dit rendement heeft zich in 2021 opnieuw gestabiliseerd en ligt tussen 97,5% en 98,1%.

Het rendement van de inning op 6 maanden na de wettelijke termijn is de laatste jaren 99,3 % gaan bedragen. Alleen in het eerste kwartaal van 2020 was er een rendement van 97% te zien, maar dit was uiteraard te wijten aan het toegekende uitstel van betaling tot 15 december 2020.

Wanneer de RSZ een aangifte corrigeert, heeft de werkgever een maand om de wijziging te betalen. De volgende grafiek toont per kwartaal het percentage wijzigingen dat binnen de vooropgestelde termijn werd betaald.

De werkgevers vertonen niet hetzelfde betaalpatroon voor de wijzigende berichten als voor de kwartaalbijdragen.

Ook hier daalde het rendement van de inning in 2020 en dat was te wijten aan de coronapandemie. Het rendement bleef laag in de eerste 2 kwartalen van 2021 en dat was te wijten aan de impact van de coronapandemie op de financiële draagkracht van de ondernemingen. De situatie begon zich opnieuw te stabiliseren in de tweede helft van het jaar.

Minnelijke afbetalingsplannen

Als een werkgever betalingsmoeilijkheden ondervindt, dan houden wij daar rekening mee: er kan over een minnelijk afbetalingsplan worden onderhandeld om gerechtelijke vervolging – en de kosten die daarmee gepaard gaan – te vermijden.

De volgende grafiek geeft per jaar een beeld van het aantal aanvragen voor een minnelijk afbetalingsplan.

De mogelijkheid van een minnelijk afbetalingsplan bestaat sinds 2006. Deze oplossing was eerst voorzien bij tijdelijke (niet-structurele) betaalmoeilijkheden. Eind 2016 is de mogelijkheid uitgebreid tot gevallen waar er zich wel structurele moeilijkheden voordeden. Sinds eind 2016 streven we ernaar om invordering via dwangbevel zoveel mogelijk te vermijden. De stijgende tendens in de minnelijke afbetalingsplannen die voor het eerst werd vastgesteld in 2017, zet zich verder tot in 2021. Voor een deel van de werkgevers verving de toekenning van het uitstel tot 15 december 2020 de noodzaak om een minnelijk afbetalingsplan aan te vragen. Daardoor is de verhoging van het aantal aanvragen tot minnelijke afbetaling beperkt gebleven. Maar, in 2021 steeg het aantal aanvragen aanzienlijk door het aanhouden van de coronapandemie en het systematischer teruggrijpen naar de minnelijke afbetalingsplannen.

Daarnaast stellen we ook vast dat de bedragen waarvoor een minnelijk afbetalingsplan werd aangevraagd verdubbeld zijn. De hoogte van de bedragen waarvoor er een minnelijk afbetalingsplan in 2021 werd toegekend, blijft constant.

Minnelijke afbetalingsplannen bewaken

Om de afbetalingsplannen doeltreffend te houden, waken wij over de bedragen die wij werkelijk hebben geïnd binnen de voorwaarden van het plan.

De volgende grafiek toont voor de afgelopen jaren welk percentage van de verschuldigde sommen bij minnelijke afbetalingsplannen wij ook werkelijk hebben geïnd.

Een strikte opvolging en begeleiding, en de voorwaarde van tijdelijke moeilijkheden, zorgden ervoor dat de ondernemingen de gestelde betalingstermijnen beter aanhielden en naleefden.

Sinds 2016 zijn de omstandigheden gewijzigd: er wordt veel meer teruggegrepen naar afbetalingsplannen om terugvorderingen via dwangbevel te voorkomen. De diensten moesten zich reorganiseren om zich deze nieuwe werkwijze eigen te maken.

Het rendement van de inning is gedaald met 4% in 2017 tegenover 2016. De personeelsversterking en de reorganisatie van het werk hebben tegelijk geleid tot een betere ondersteuning van de werkgever en tot een lichte stijging van het rendement in 2018 (+2% ten opzichte van 2017). Het rendement heeft zich in 2019 gestabiliseerd op een percentage van 79%.

Door de coronapandemie kende de regering uitstel van betaling toe met minnelijke betaaltermijnen tot 15 december 2020. De cijfers over het maandelijks rendement voor 2020 geven aan dat 2020 geen normaal jaar is voor het rendement van de inning. Toch stelden we na 15 december 2020 een inningsrendement van bijna 84% vast, dankzij de inhaalbeweging van de verwachte maandelijkse afbetalingen.

In 2021 steeg het aantal minnelijke afbetalingsplannen en ondanks de verschillende coronagolven was er opnieuw een stabilisatie van het rendement van de inning.

Maatregelen in de strijd tegen het zwartwerk in de bouw-, vlees- en bewakingssector beheren

Aangifte van werken

Een aannemer die in opdracht werkzaamheden uitvoert, moet die werken melden aan de RSZ. Daarbij moet hij alle informatie over het contract, de opdrachtgever en eventuele onderaannemers meedelen. Deze maatregel heeft tot doel het zwartwerk in de bouwsector, de vleessector en de bewakingssector terug te dringen.

De volgende grafiek toont het aantal meldingen sinds 2011.

De verplichting om bepaalde werkzaamheden (werken in onroerende staat in het algemeen, zuivere bouwactiviteiten, schoonmaken, onderhoud, elektriciteit, metaal, hout, parken en tuinen, maar ook in de vleessector en bewakingssector) aan te geven, is veel beter bekend en wordt beter uitgevoerd. Sinds 2010 is er een systeem om de werken in batch aan te geven voorgesteld aan de werkgevers, wat hun taak vergemakkelijkt.

2014 was een recordjaar voor de aangifte van werken. In de mate waarin ze ook betrekking heeft op dienstcontracten (bewaking, schoonmaak, onderhoud...), daalt het aantal aangiften sinds 2015.

Een aanpassing van het batchsysteem voor de verzending van de aangiften ligt aan de basis van de toename van het aantal aangiften van werken in bepaalde sectoren in 2018. Gelet op het unieke karakter van deze maatregel, heeft de tendens zich opnieuw verdergezet in 2019.

In 2020 hebben we tijdens de eerste lockdown een activiteitsdaling vastgesteld, die tot een daling van het aantal aangiften van werken heeft geleid.

In 2021 zien we een herstel van de activiteiten.

Betaalde inhoudingen

Een opdrachtgever of aannemer die een beroep doet op een aannemer/onderaannemer moet zich ervan vergewissen dat die laatste geen sociale schuld heeft voordat hij de factuur betaalt. Zijn er wel sociale schulden, dan moet de opdrachtgever/aannemer 35% van het gefactureerde bedrag inhouden en aan de RSZ doorstorten.

De volgende grafieken tonen de evolutie van het aantal betaalde inhoudingen en van de overeenstemmende bedragen tot het jaar 2018.

Sinds 2013 vermindert het aantal ingehouden betalingen, en ook het bedrag. In 2019 heeft het aantal inhoudingen en bedragen zich gestabiliseerd. De RSZ stelt ook vast dat de ondernemingen hun best doen om de sociale bijdragen vroeger te betalen en de overeengekomen betalingstermijnen beter te respecteren..

De moeilijkheden van de werkgevers en de maandenlange activiteitsdaling in 2020 hebben ook een impact gehad op de betaling van inhoudingen.

In 2021 zit het aantal betalingen zich weer op een normaal niveau. Het totaal aan betaalde bedragen blijft vrij beperkt.

Invordering beheren

Wij zijn belast met de invordering van de bijdragen die niet binnen de voorgeschreven termijn worden betaald. Als werkgevers de verschuldigde bedragen niet spontaan vereffenen, stellen wij een document op dat de werkgever waarschuwt of aan zijn plichten herinnert.

De tabel toont het aantal werkgevers dat het voorwerp van gerechtelijke navordering uitmaakt op 1 januari 2022 (werkgevers die failliet verklaard werden niet inbegrepen). In de tabel wordt een onderscheid gemaakt tussen de werkgevers die aangegeven personeel tewerkstellen en zij die dat niet meer doen. De werkgevers die nog personeel tewerkstellen, kunnen hun RSZ-schuld verder zien stijgen, want er zijn bijdragen verschuldigd op het loon van de werknemers die ze tewerkstellen.

Type werkgever – Aantal werkgevers
Type werkgever Aantal werkgevers
Werkgever met personeel 10.426
Werkgever die geen personeel meer heeft 7.251
Totaal 17.677

Gerechtelijke navorderingsfase aanvatten

Als betalingsaanmaningen zonder gevolg blijven, vatten wij de gerechtelijke navorderingsfase aan.

De tabel hieronder geeft het aantal navorderingsprocedures weer, via gerechtelijke weg of dwangbevel, die in het betrokken jaar aangevat werden. U ziet ook het aantal werkgevers dat in hetzelfde jaar bij deze procedures betrokken is.

Door de invoering van het ‘veralgemeend dwangbevel’ verminderde het aantal aangevatte procedures aanzienlijk in 2017. Het aantal betrokken werkgevers daalde minder uitgesproken. In 2018 volgde een stijging voor beide. In navolging van de richtlijnen van het Grondwettelijk Hof (arrest van 4 april 2019), werd de procedure voor het opstarten van de procedures in 2019 geoptimaliseerd. Daardoor ligt het aantal opgestarte procedures in 2019 beduidend lager dan in een standaard werkjaar. Van begin april tot half augustus werden er namelijk geen dwangbevelprocedures opgestart. In 2020 werden er als gevolg van de coronamaatregelen aanzienlijk minder procedures opgestart, wat in mindere mate het geval is voor 2021.

Uitvoerbare titels beheren

Wij beschikken over twee mogelijkheden om een uitvoerbare titel te verkrijgen:

  • een gerechtelijke procedure inleiden (dagvaarding voor de arbeidsrechtbank), en
  • een dwangbevel aan de werkgever betekenen.

Met een dwangbevel of vonnis proberen we de betaling van de schuld door tenuitvoerlegging te verkrijgen.

Het verkrijgen van uitvoerbare titels beheren

Wij beheren op actieve wijze de gerechtelijke navorderingsprocedures om een uitvoerbare titel te verkrijgen. Als zich tijdens de procedure een onregelmatigheid voordoet, sturen wij de advocaat-raadsman een waarschuwing om een en ander te verhelpen.

De uitvoering van de verkregen titels beheren

Als we vaststellen dat schuldenaars de voorwaarden van de uitvoerbare titels niet naleven, gaan we over tot de uitvoering van de uitvoerbare titels.

De grafiek hieronder geeft het aantal afgesloten navorderingsprocedures en het aantal betrokken werkgevers per jaar. De procedures worden afgesloten met een betaling of met de vaststelling dat de schuldvordering van de RSZ oninbaar is.

Het aantal afgesloten navorderingsprocedures kende een uitgesproken daling in 2017 door de invoering van het veralgemeend dwangbevel. In 2018 steeg het aantal opnieuw een beetje. In 2019 werden er beduidend minder procedures opgestart, waardoor ook het aantal afgesloten procedures daalde. Het aantal betrokken werkgevers nam tot en met 2019 toe. In 2020 daalde het aantal betrokken werkgevers aanzienlijk als gevolg van de coronamaatregelen. Het aantal beëindigde procedures steeg lichtjes ten opzichte van het atypische jaar 2019, maar ligt nog steeds lager dan in een standaardjaar. In 2021 daalde het aantal beëindigde procedures dan weer behoorlijk, waarbij het aantal betrokken werkgevers enigszins steeg ten opzichte van 2020. Ook deze cijfers blijven atypisch door de coronamaatregelen.

Terug naar boven